Adem

‘Die mij weefde in de buik van mijn moeder’. Op het schermpje is leven te zien. Welk leven? Ben ik het? Wie is het die mijn bloed doet suizen? Een hartecho zorgt even voor ademloze verwondering. Je moet namelijk je adem inhouden. Ik lig naar m’n eigen vergrote binnenkamers te staren en hoor het mysterieuze kloppen van het toverorgaan dat mij gaande houdt. In m’n bovenkamer komt psalm 139 langs. Misschien is de mijmering ongemerkt in neuriën overgegaan, want de echoscopiste moet om me lachen. Ze zegt het fijn te vinden om iemand met kinderlijke nieuwsgierigheid onder handen te hebben. Patiënten zijn de laatste jaren bizar vaak geïrriteerd, vertelt ze. Wat mankeert ons toch? Alles heel gewoon vinden lijkt de vloek van deze tijd. Pas als het lichaam hapert, krijgt men er eerbied voor. Dan worden we ineens wakker in het hier en nu. Ik bedank mijn echomaakster voor dit onthullende ziekenhuisbezoekje. Nu ga ik met uitstekende musici Bach zingen. Mijn buurman-tenor vertelt dat hij zo blij is om mee te mogen doen. Zijn onbevangenheid ontroert me. Midden in het motet verschijnt de eenvoudige maar aangrijpende zin: ‘Ik sta hier en zing’.  Het dringt eindelijk tot me door. Niet alleen mijn hart, ook Bach pepert me in waar het ware geluk te vinden is: hier. Nu. We leven. Er is geen andere optie dan dankbaarheid.

 
   « Artikelen overzicht