De herderlijke zegen

‘Dag lekkertje. Wat ben jij stevig ingebakerd! Heerlijk warm is het hier met de kont van die ezel vlak bij je snufferd. Je oppas. Je ouders hoorde ik richting herberg gaan, met de cadeautjes van die wijzen. Ja, rancuneus kun je je ouweheer bepaald niet noemen. Daar zou je nog een voorbeeld aan kunnen nemen. Inplaats van voor galg en rad op te groeien zoals ik.

Trouwens, over galg en rad gesproken, ik hoop niet dat je moeder het soort verhalen te horen krijgt die ze mij vertelden. Er zou een zwaard door haar hart gaan, gok ik zo. Je schijnt nogal gruwelijk aan je einde te komen. Merkwaardig gerucht.

Want je zou ook de verlosser zijn. Nou vraag ik je. Jij, bakerpopje. Christus zelve. Die ook nog eens vermoord wordt. Voor de goede zaak ofzo. Knappe theoloog die daar later chocola van gaat maken. Zal vast nog een hoop gedonder geven.

Maar ik kan je nu alvast vertellen dat er geen enkele godheid in de hele geschiedenis te bekennen is die zo vernederd sterft. Dus wat voor godsdienst dit worden moet is me een raadsel.

Nu weet ik sowieso steeds minder hoor.

Jaar in jaar uit heb ik door weer en wind mijn kudde gehoed. Beschermd tegen wolven en rovers. Soms loopt er een schaapje weg, dan spring ik onmiddellijk op om erachteraan te gaan. Maar de laatste tijd talm ik weleens. Misschien doet zo’n wegloopdier wel wat het beste voor hem is, mijmer ik dan.

Wie ben ik om dat te kunnen weten? Misschien huist de echte herder wel in ons. Een innerlijk kompas. Ik betrap me er vaak op dat ik steeds minder hoedt en meer geniet van de schapen. Mijn hond heeft dat feilloos door. Dan kwispelt’ ie. Hij houdt van aandacht. Allemaal verlangen we naar warmte en licht. De schapen, de hond en ik. Kwetsbare kudde onder Gods hemel zijn we.

Zeg, voor je oogjes echt dichtvallen, neem één les van deze ouwe herder aan: wat er ook gebeuren gaat, blijf zo weerloos als je nu bent. Dan zul je miljoenen troosten.’

(Column voor Bres)

 
   « Artikelen overzicht