Dorst

‘Zoals het hert dorst naar de waterbron, zo dorst mijn ziel, o God, naar U’. ‘Maar je kunt natuurlijk ook overdrijven’. Zomaar een flardje van een discussie in mijn hoofdkantoor onder de hersenpan. Grote inspirators benadrukken de laatste tijd hoe moedig het is om onze kwetsbaarheid te tonen. Zowel de Amerikaanse bisschop Mariann Budde als de Britse kunstenaar Charlie Mackesy schreven er succesvolle boeken over. Ik mag ze dit jaar allebei ontmoeten. Geen groter moed dan het lef te vragen om hulp, zeggen ze. Maar hoe? Ik kan moeilijk met de noodkreet aan komen dat mijn ziel naar water smacht. Dat snapt toch niemand? Dat ik bijvoorbeeld moedeloos word van de mensen die zendtijd willen en me met boeken, date-pogingen en brieven overladen. Vanwaar die dorst naar roem? Mijn mensbeeld loopt averij op. ‘Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt?’ Sorry voor alle Bijbeltaal, maar in tijden van nood is dat het eerste wat in me op plopt. ‘Vanwaar zal mijn hulp komen?’ Mijn hoofdkantoor is lawaaiig vandaag. Aan mijn wijze vriend uit het oosten vraag ik wat me mankeert. ‘Zielendorst? Dat is heugelijk nieuws!’ antwoordt hij. We lachen. Betere balsem ken ik nauwelijks. Onze verwachtingen op de buitenwereld richten zorgt juist voor die uitdroging, zegt de wijze. Je dorst is een teken dat je nog meer naar binnen moet. Daar stroomt de Waterbron. 

 
   « Artikelen overzicht