Het laatste strand
‘Bezit is datgene wat op weg is naar een ander’, mijmert mijn goede vriend. Hij klopt op zijn eettafel. Die zal onherroepelijk van eigenaar wisselen. Hij vertelt over een stam in Afrika die het bezittelijk voornaamwoord niet kent. ‘Dit is mijn hut’ wordt uitgedrukt als: ‘Ik ben met deze hut.’ En ja, na je dood zal iemand anders met die hut zijn. ‘Ik ben met dit kind’, zegt een moeder daar. Vertederd vertelt hij over z’n vijfjarige dochtertje. Als hij avonddienst heeft, komt hij in het holst van de nacht thuis. Zijn eerste gang is dan naar de kinderkamer. Zij weet niet van haar vaders aanwezigheid. Pappa zweeft mee op haar serene ademtocht, maar zonder zijn stempel achter te laten. Ook later zal hij haar misschien niet eens zeggen dat hij haar slapen graag waarnam. Wat als we niets zouden manipuleren, niets in zouden vullen, niets naar onze hand zouden zetten? Dat we de dingen onbepoteld lieten, en de mensen onbevangen. Dat we niet verslaafd waren aan onze eigen vingerafdruk. Bedoelt de Argentijnse dichter Jorge Luis Borges dat in zijn gedicht ‘Liefdevol voorgevoel’?:
‘Teruggeworpen op sereniteit,
zal ik dat laatste strand van je wezen ontwaren.
En voor het eerst, misschien,
zal ik je zien zoals God je ziet,
nadat het boek van de Tijd is opgerold,
zonder liefde, zonder mij.’