Ik heb een droom

Niets in de wereld maakt mij zo des duivels als dierenminachting. Dat is een beetje gek, want die verontwaardiging leerde ik bepaald niet op school. Integendeel. Het ruime hemelrond met sterren en planeten, het vliegend, kruipend en zwemmend gedierte wijd en zijd, was slechts bedoeld voor ons vertier. De mens is immers de kroon op de schepping en alles wat eerder het licht zag dan wij, was bedoeld om ons te eren en te behagen.
Ik was al bijkans dertig toen het met een mokerslag tot me doordrong dat mijn orthodoxe wereldbeeld een lachertje was. Tijdens een hele warme nacht, onder een ontzagwekkende sterrenhemel in Zuid-Frankrijk, lag ik met mijn hoofd buiten mijn tentje. Ik keek naar boven en raakte onmiddellijk buiten adem. De schepping duizelde mij en alles kantelde voorgoed. Plots begreep ik dat ik er niet toe deed. Ik was een stofje in een oeverloos geheel. Dat was geen angstaanjagende ervaring. Wel eenzaam. Helend. Diepzinnig. En bovenal levens-veranderend.
Eerst keerde ik tot stof. Toen ik daar weer uit wist te krabbelen, leek ik sprekend op de rest van de schepping. Ik was een uitingsvorm van al het andere.
Dieren begonnen me vol aandacht aan te kijken. Toen kreeg ik de eigenaardige sensatie dat zij wellicht meer begrepen dan ik. Wat is een mensenkind dat Gij zijner gedenkt? Niet zo’n vreemde vraag van de psalmdichter. Wat weten wij? Benutten wij wel alle zintuigen die er in de schepping klaar gelegd zijn? Geen idee. Maar juist in dat niet weten vond ik vrede en rust.
Met een ongelofelijk gemak kon ik in contact komen met vliegend, kruipend en zwemmend gedierte. In zoveel dierenogen nam ik aandacht, snaaksheid, angst, liefde, nieuwsgierigheid waar. Het paradijs, als je het goed nagaat.
Maar helaas: met deze ‘verlichte’ kijk op onze medeschepsels, groeide ook mijn hellewoede over onze arrogantie jegens de dieren. Hoe zijn we ooit op de gedachte gekomen dat we deze medeschepsels achteloos kunnen opsluiten, veronachtzamen, uitbuiten, gebruiken, over het hoofd zien, mishandelen en afslachten? Heeft iedereen dat gereformeerde wereldbeeld soms meegekregen of zo?
Kijk, als we alleen elkaar bevechten en dwars zitten, kan ik best minzaam inzicht opbrengen voor ons wederzijdse onvermogen. Maar als het over de onrechtvaardigheid jegens het vrije, onschuldige dier gaat, wordt het rood voor mijn ogen. Blijkbaar is onnozelheid nog wel te verdragen. Maar de combinatie van domheid en arrogantie doet me kennelijk de dampen aan.

Om nog deel van leven te hebben, geef ik wel aan goede doelen voor dieren, maar lees ik lafhartig nooit de verslagen van mishandeling. Bovendien vrolijk ik mezelf op met zoveel mogelijk dierenontmoetingen. De relatie die ik al dertien jaar met mijn grote, lieve kater Kokje mag hebben, is daar het ultieme voorbeeld van.
Ook drink ik de heldenverhalen in. Neem nu de octopus. In eerste instantie speet het me toen ik las dat het zulke intelligente dieren zijn. Stiekem vond ik het wel een lekker hapje. Tegenwoordig heb ik gewoon een inktvisknuffel in m’n bed. Ook leuk.
Want op een dag vertelde een vrouw die in Nieuw Zeeland een duikschool runt me hoe schrander de octopus is. Brugklassen verdrukken hun snoetjes tegen haar aquaria, waarin vele inktvissen huizen. Nog heel lang nadat de brugpiepers zijn verdwenen, schreeuwen haar inktliefjes met rode konen van de opwinding terug.
Ook heb ik een vriend die zo’n gepassioneerd kok is, dat hij op vrijdag bij het krieken de lekkerste verse vis in de haven haalt.
Aan de ene kant van zijn woonkamer heeft hij een aquarium voor het kleine grut. Aan de andere zijde, achter zijn bank, staat het zwembad voor de gescoorde inktvis. Tja, en wat wil nu het geval…kwam ie op een zondagochtend beneden…was het kleine-grut-reservoir leeg en lag er water van die bak richting die van zijn inktvis. En die veelvoeter lag dik tevreden in zijn glazen kooi te boeren van verzadiging. Die gek zou dus van honger en begeerte z’n glazen kooi uitgekropen zijn naar de prooien aan de andere kant van de kamer. En zou ook nog de tegenwoordigheid van geest hebben gehad om vooruit te denken: ‘Sjees, straks ziet die leuke amateur-kok me. Laat ik maar vlug dekking zoeken en terug vluchten.’
Een paar dagen na het bezoek aan deze vriend, hoorde ik op de autoradio het volgende nieuws:
‘De inktvis haalt van ver halve kokosnoten, zodat hij zich er, in tijden van gevaar, onder kan verschuilen.’ Maar de geleerden pikken dit nieuws niet, aldus het bericht, want: ‘nog nooit heeft een wetenschapper geloofd dat een lagere diersoort vooruit kan denken.’
Leve ons domme superieure zelfbeeld.
Ik blijf wel met de vraag zitten waarom we hogere en lagere diersoorten onderscheiden. Zelf vind ik domme mannen ook vaak leuk. Zelfs de on-aaibaren hebben wel wat. Terwijl wij volgens recent onderzoek bedreigde dieren die wij niet aaibaar vinden, zoals enge spinnen of gladde kikkers, best willen laten uitsterven.
Ik ben niet zo’n heilig boontje dat ik afgrijzen of onnabijheid voor griezelige dieren niet snap. Maar er zijn toch ook een hoop gladde kikkers en on-aaibare spinnen in de mensenwereld. En dat mag zeker allemaal wel.

In deze tijd van plofkippen en kiloknallers vraag ik me vaak af of ik gek ben. Is mijn oeverloze knuffelbehoefte naar binnen geslagen? Heeft mijn kinderloze moederliefde hysterische vormen aangenomen?
Maar als ik de dierenvrienden om me heen gade sla, neemt mijn eigenwaarde altijd weer wat toe. Onlangs vertelde de Vlaamse kerkjurist en politicus Rik Torfs me tijdens een interview over het verraad van zijn kindertijd. Zijn buurman was boer en hield zoveel van zijn koeien, dat hij ze altijd streelde en verwende. Maar plots keek de boer met droge ogen toe toen zijn dieren werden ingeladen in de doodswagen die ze naar de slachtbank bracht. Toen brak Riks onschuld.
Het is een opluchting een intellectueel zulke taal te horen bezigen.
Ook troost het mij te lezen dat Leonardo da Vinci al rond 1500 regelmatig gekooide vogels op de markt kocht en ze weer vrij liet. Net als Fransiscus deed en boeddhistische lama’s nog steeds doen.
Da Vinci is zo’n beetje de eerste vegetariër van de moderne tijd. Van die wereldberoemde schilder, tekenaar, architect, beeldhouwer, musicus, ingenieur en natuuronderzoeker zijn ontwerpen bekend van vliegtuigen, liften, muziekinstrumenten en baggermachines. Van hem is de uitspraak:
‘In mijn jonge jaren al heb ik het eten van vlees afgezworen en eens zal er een tijd komen dat mensen het doden van een dier zien zoals het doden van een mens.’
Deemoed is nu aan de orde. Want Leonardo’s voorspellingen over vliegtuigen en boormachines hebben al lang het licht mogen zien. Maar die andere profetie?

Ik droom over een tijdperk waarin kinderen niet meer willen geloven dat het nog maar zo kort geleden is dat er biggetjes zonder verdoving werden gecastreerd.
‘Ja heus lieve kleintjes, toen vonden de mensen de smaak van gave big te natuurlijk. De stoere jongens die de biggenballetjes verwijderden, droegen een koptelefoon met muziek om het babygekrijs te overstemmen.’
Als deze kinderen daar dan foto’s van te zien krijgen, zullen ze denken dat er flink ge-fotoshopt is. Ook de ontelbare lichamen van doodgemaakte dieren, hangend in liefdeloze knijpers, het zal te onbegrijpelijk zijn. Of dat de mensen jassen wilden afpakken van zachte zeehondjes. ‘En dat stelen deed je dan met knuppels, want het waren gevaarlijke dieren.’ De kinderen zullen lacherig van ongeloof zijn.
Als we later echt groot zijn, kan geen mens zich meer indenken waar we toe in staat waren.
Niet dat de mensen later zullen vinden dat wij slecht waren. In hun ogen waren wij alleen een beetje dom. En deerniswekkend.
Wij zullen worden aangeduid als die lui van het Tijdperk van Afgescheidenheid. Toen de mensen nog precies wisten waar ze zelf ophielden en de buitenwereld begon. We zullen zo in de geschiedenisboekjes terecht komen:
“Men zag de werkelijkheid als een verzameling afzonderlijke dingen en wezens.
In feite was men in het begin van de 21e eeuw niet veel verder dan de 16e-eeuwse eilandbewoners die werden overvallen door piraten. Deze inboorlingen zagen wel de boeven op hen af komen, maar het aangemeerde schip hebben ze allemaal over het hoofd gezien. Puur omdat ze er geen referentiekader voor hadden. Eeuwen later was dat nog niet veel beter. Men had niet in de gaten dat ieder individu eenzaam en afgescheiden opgesloten zit in z’n eigen beperkte ervaringswereld. Bijna niemand had weet van het grote verband. Men dacht toen nog dat iedereen een afzonderlijk golfje was en zag de zee over het hoofd. Te pletter slaan was het ergste wat je kon overkomen. Dat elk golfje gewoon weer terug de zee in gaat, niemand die dat durfde denken. Jij bent gewoon mij in een andere vorm, maar men had daar geen idee van.
Het besef dat er geen energie verloren gaat, beperkte zich in die tijd alleen tot de natuurkunde. Men begreep niet dat het menselijk wangedrag ten opzichte van dieren en elkaar als een boemerang op ons terug ketst. Vandaar dat er ook geen oorzaak werd gevonden van het algemeen gevoel van onbehagen.”
Zo zullen ze ons evalueren. Deerniswekkende wezens die niet in staat waren zelf de pijn van het door ons gehanteerde geweld te ervaren.
Ooit zal er mededogen gevoeld worden voor de hand die de knuppel hanteerde. ‘Zij wisten niet wat zij deden. Vergeef het hun. Als ze werkelijk zouden beseffen wat ze anderen aandeden, was het niet in hun hoofd opkomen. De mensen waren niet slecht, maar in de war.’
Eens zal er een tijd komen dat mensen het doden van een dier zien zoals het doden van een mens, zo beloofde Da Vinci al zo lang geleden. Dan zal onze beschaving eindelijk een feit zijn. Dan zijn we waarlijk mens geworden. De dieren waardig.

(Artikel voor het boek ‘Gerechtigheid’. Uitgever Dabar-Luyten)

 
   « Artikelen overzicht