Overspel

Vroeger hield ik erg van stoepranden. Om de hoek bevond zich het ideale straatje voor dit balspel. Niet te breed, de stoepranden lekker hoog en weinig verkeer. Er was nog iets extra spannends aan dit genoegen om de hoek. Ik deed het met een meisje dat noch van onze kerk, noch van mijn school was. In alle opzichten was dit een gevalletje buitenspelen. Het was alsof zij en ik iets stouts deden, ook al had niemand dat gezegd. Hoewel, op een middag waren we lekker bezig toen een voor mij onbekend meisje woedend op ons afstoof. Hoe mijn balgenote het in haar hoofdje haalde! Stoepranden met een ander! Dat was ik dan. Het boze kind voelde zich verraden omdat haar beste vriendinnetje met een nieuw kind speelde. Op dat moment begreep ik dat ik me schuldig maakte aan overspel. Stoepranden buiten de eigen kring. Keten met een vreemde. Nog altijd als ik hoge stoepranden zie waar het lekker kaatsen is, komt het woord overspel in me op.  Overgooien en spelen. Wonderlijk hoe we die vrolijke woorden zo’n dramatische lading hebben meegegeven. Hoe zou het nu met die twee buurtgenootjes zijn? Houden zij zich aan de regels van een afgesproken levensspel dat voor mij nooit helemaal duidelijk is geworden? Noemen zij dat trouw? Ik blijf trouw aan het meisje dat zich van geen kwaad bewust is.

 
   « Artikelen overzicht