Zout
Hoe graag ik ook aan iemands lippen hang, ik knap enorm op als men eens eventjes z’n mond houdt. Lang dacht ik dat dit een bizarre tegenstelling in me was, maar nu zie ik het verband. In the Passion dit jaar worden de discipelen geroepen met de mededeling dat zij het zout der aarde zijn. Een snufje kan ieder gerecht verlevendigen. Maar te veel zout ruïneert alles. Met iemands oneliner kan ik een leven lang doen, maar over die twaalf uur durende treintrip met een reisgenoot die non-stop doorpraatte kom ik nooit meer heen. Dit jaar ga ik de Stille Week eens bijzonder letterlijk nemen. Ik ga alleen op treinreis naar een oord waar het dialect niet te volgen is. De vraag of er misschien een uur kan worden gewaakt, zal aan niemand gesteld kunnen worden. Waar vind je toevlucht als er geen afleiding meer is? Het schijnt dat men vaak dan pas merkt hoe oorverdovend het commentaar in onszelf is. Zelf heb ik inmiddels gemerkt dat die stemmen stilvallen als je ze met een korreltje zout neemt. De kunst is om ook nog eens zonder verwachtingen te reizen. Maar iets zegt me al dat de schoonheid van de werkelijkheid pas in stilte echt tot je doordringt. In die rust hoor je dan toch een innerlijke commentator: ‘Zo zout heb ik het nog nooit gegeten.’